Boekenweek poëzie


Bibliotheek Haren en Commissie Letteren organiseerden op 26 maart een poëzie presentatie rond het thema ‘De moeder de vrouw’. De presentatie werd verzorgd door Friso Bavinck en medewerking werd verleend door de kersverse stadsdichter Renėe Luth.


I.   Het beroemde sonnet van Nijhoff als uitgangspunt.


De moeder de vrouw 

Ik ging naar Bommel om de brug te zien.
Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden
die elkaar vroeger schenen te vermijden
worden weer buren. Een minuut of tien

dat ik daar lag, in 't gras, mijn thee gedronken
mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd-
laat mij daar midden uit de oneindigheid
een stem vernemen dat mijn oren klonken.

Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer kwam
langzaamaan stroom af door de brug gevaren.
Zij was alleen aan dek, zij stond bij 't roer,

en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.
O, dacht ik, o dat daar mijn moeder voer.
Prijs God zong zij, Zijn hand zal u bewaren.



Het is wel aardig om te weten hoe dit gedicht tot stand is gekomen. Nijhoff hoorde van een vriend dat deze eind 1993 over de brug had gewandeld en een schip zag dat er net onderdoor voer. Dezelfde vriend had al eerder bij de sluis van Vreeswijk een vrouw gezien die volgens hem precies op de ( overleden) moeder van Martinus leek. Op basis hiervan in combinatie met zijn gevoelens voor zijn moeder maakte Nijhoff in 1934 dit vers. De moeder van Nijhoff, Johanna Alida Seyn, was eerst sterk geïnteresseerd in theosofische stromingen en werd later Leger des Heils soldate. Ook schreef zij bijbelse stukken. Martinus Nijhoff had een innige band met zijn moeder. De moeder-kindrelatie komt in veel van zijn gedichten voor.


Onze Rutger Kopland heeft een prachtige variant op het gedicht van Nijhoff geschreven:


De moeder het water

Ik ging naar moeder om haar terug te zien
Ik zag een vreemde vrouw. Haar blik was wijd en
leeg, als keek zij naar de verre overzijde
van een water, niet naar mij. Ik dacht: misschien

- toen ik daar stond op het gazon, pilsje gedronken
in de kantine van het verpleegtehuis, de tijd
ging langzaam in die godvergeten eenzaamheid -
misschien zou 't goed zijn als nu Psalmen klonken.

Het was mijn moeder, het lijfje dat daar roer-
loos stond in 't gras, alleen haar dunne haren
bewogen nog een beetje in de wind, als voer

zij over stille waatren naar een oneindig daar en
later, haar God. Er is geen God, maar ik bezwoer
Hem Zijn belofte na te komen, haar te bewaren.

Rutger Kopland
Uit: Tot het ons loslaat
Amsterdam, Van Oorschot, 1997


Op het gebied van verstechniek, stijl en woordkeuze zijn er tal van parallellen te trekken met het vers van Nijhoff. Daarnaast is het een echt Koplandvers ( zie bijv. de paradox aan het slot), waarin de relatie met de dementerende moeder verwoord wordt. Zijn negatieve ervaring met het geloof, dat zijn dominanet moeder in zijn jeugd dwingend aan haar kinderen oplegde, klinkt erin door. Maar tegelijk is er medelijden, medegevoel van de zoon voor zijn moeder.


Een Drentse variant heeft Erik Harteveld geschreven :

OES MAM 



Ik gung hen Balloo um de brem te zien.

Ik zag de golden brem – twee bossies

die daor lossies deelsmakt leken

kregen nei verband. Een minuut of tien



dat ik daor zeten heb an het raandtie

van het zandpad naor het veld

de brem in brand zet deur de zun,

heur ik ieniens een vrumd bekende stem.



Een vrouwmens was ’t die bij de baander stun.

Heur handen as een toeter an de mond.

Ze reup naor mij – kon het wezen dat



oes mam dat was, oes grintpad, oeze hond

en ik het kiend wat naost zien moe kwam staon?

Het was etenstied, ik bin op hoes an gaon.





II.    Dat het boekenweekthema breed is en veel verschillende invalshoeken toelaat, bewijst  de dichteres Elisabeth Eybers : Ook terroristen hebben moeders! En zij heeft zich in de situatie van zo’n moeder ingeleefd. 


’N TERRORIS SE MOEDER MYMER



Ek was die bitter bodem vir die saad

Wat ryp word om te roof en uit te roei:

’n soort verbintenis brandmerk my gelaat



Vóór sy geboorte was hy louter haat

En stribbeling, getrappel en gestoei

Teen wande wat sy arendswieke fnuik.

Hoe driftig was die losruk uit my buik

Wat swaar moes boet, soos ’n fonteintjie bloet.



Saam met sy fierheid het sy lis gegroei.

Ek was die eerste kweekhuis van die haat

Wat vry rondzweef, telkens verstrak en sláát.

Waar hy neerstryk moet bloed en trane vloei.



Ek was die bitter bodem vir diė saad.




Mijmeringen van de moeder van een terrorist

Ik was de bittere bodem voor het zaad
dat rijp wordt om te roven en uit te roeien:
die verbintenis is als een brandmerk op mijn gelaat.

Vóór zijn geboorte was hij reeds een en al agressie
tegenstribbelend, trappelend en stotend
tegen wanden waardoor zijn arendsvleugels kneusden.
Hoe driftig rukte hij zich los uit mijn buik
die zwaar en bloedend daarvoor boeten moest

Tegelijk met zijn trots zijn zijn listen gegroeid
Ik was de eerste broeikas van de haat
die altijd aanwezig is, steeds weer oplaait en sláát.
Bloed en tranen vloeien waar hij is.

Ik was de bittere bodem voor het zaad.




III.   (Andere) Powervrouwen. 
Het thema wil geen eenzijdige kijk op de rol van de vrouw promoten; moeder zijn is prima maar er is meer! Zo is het begrip  ‘powervrouw’ in de wereld gekomen. Wel interessant is wat er onder verstaan wordt. Het woord heeft het woordenboek nog niet gehaald. Ook de Taalunie accepteert het woord nog niet.

Wel zijn omschrijvingen op internet te vinden. Die gaan twee kanten op: a. de moderne, meestal jonge vrouw die vol in het leven staat, een carrière heeft al of niet naast het gezin, een relatie, succesvol is, zelfvertrouwen uitstraalt, voor haar eigen mening uitkomt en rolmodel is voor volgende generatie. Mooiste omschrijving: Een vrouw die sterk staat tot in haar naaldhakken! Niet een Me-too maar een I-too! b. een sterke vrouw die ondanks depressie, tegenslagen, pech, verlies strijdbaar blijft en voor zichzelf opkomt, minder glamoureus dan bij a. Gewone vrouwen die staan voor wat ze doen of ze nu een demente medemens verzorgen of het huishouden besturen van een druk gezin, moeder is etc. Ondanks alles is zij een compleet en waardevol persoon die in het volle leven staat en zich daarvan bewust is. Als zodanig ook een rolmodel.

Dichters van onze tijd benadrukken in hun werk deze aspecten. Bovendien is de verstechniek eigentijds en veel vrijer dan de traditionele manier van dichten uit de tijd van Nijhoff. Een tweetal voorbeelden:


Vruchtbaar



Als mijn eitjes een beetje op mij lijken

Begrijpen ze dat ik echt niet wil

Ik zie het niet voor me: zorgen voor

Een kleiner iemand met daarin de helft

Van mij. Bovendien statistisch ben ik

Gelukkiger wanneer ik deze kans

Voorbij laat gaan. En duurt het langer.

Van de mensen ouder dan een eeuw

Heeft een derde helemaal geen kinderen.

De rest kreeg minder dan gemiddeld

En maakte ze laat. Het kan nog,

Zeggen de eitjes eens per maand.

Dan antwoord ik niet en zwaai

Een kleine groep voor altijd uit.



Vrouwkje Tuinman

(Wel of niet zwanger worden, het moederschap accepteren? Of toch nog maar niet, deze maand? Er is nog zo veel meer te doen, te beleven)


Vannacht

Vannacht twee kinderen gered.
Ze lagen onder dun, zwart ijs;
de één zag grijs, de ander blauw.
Ik heb ze op het gras gelegd,
dat hard onder mijn voeten brak,
hun lijfjes droog en warm gewreven
en ze mijn adem ingeblazen.

Daarna de ochtend ingekeken,
die lauw over het water lag,
een mouwloos T-shirt aangedaan,
wat grassen in een vaas geschikt,
twee kinderen uit hun slaap gevist.


Hester Knibbe.
(Een moeder van deze tijd, van alle tijden in haar bezorgdheid, haar angstdroom in de eerste strofe en opgelucht tot de orde van de dag overgaan in de tweede strofe)


Met dank aan Friso Bavinck voor zijn samenstelling en presentatie


Reacties

Populaire posts van deze blog

Een zomer in Haren - Jolien Berendsen-Prins

De zomer in het donker - Hans Boerema

Mijn beeld van Groningen